De wereld op tafel



Zondagmorgen. Mae zit nog aan haar ontbijt. Ze had vrijdag een slaapfeestje aan de overkant van de straat. ‘Ik heb op drie verschillende plekken in het huis geslapen!’. Sam is net naar de kerk gefietst als Corona coach. Wij zijn deze zondag niet uitgenodigd en gaan de dienst straks on-line meemaken. Weer een nieuwe situatie. Terwijl ik de vaatwasser inpak, bladert Jo door Atlas. Een boek met fantastische tekeningen dat ze voor Sinterklaas kregen afgelopen jaar. Tot nu toe is het boek nog niet vaak gepakt maar Jo is gefascineerd. Kinderen zijn op hun best als ze geboeid zijn. Volwassenen trouwens ook.

‘Canada! Roept hij ineens. Ik wil naar Canada. Want als ze schaatsen ben ik altijd voor Canada. Soms ook wel voor de Friezen, of voor de Nederlanders hoor.', voegt hij er geruststellend aan toe. 

'Hier wil ik dus echt niet naar toe!', klinkt het met afschuw bij een plaatje van een land met de moeilijke naam Mexico.


Mae is erbij komen zitten. ‘Kijk! Een IJslandse pony! Wij noemen het pony’s maar daar zijn het gewoon paarden’, weet ze te vertellen. ‘IJsland? Daar wil ik echt niet heen hoor!’ reageert Jo. Moet je kijken!’:

‘Dat geeft toch niets joh!’, reageert zijn zus.

‘Kijk! In Nieuw-Zeeland eten ze patat en chips!’ ‘Ja, en kiwi’s. Echt goed als je Corona hebt!’

Australië wil ik ook wel heen. Hij wijst naar de kaketoe. Ik vind het leuk dat hij de kaketoe uitkiest als reden, al had ik misschien een kookaburra uitgekozen.

Maar dan komt de ultieme plek om naar toe te gaan:

Misschien ooit, als de mensen in Florida voldoende kiwi's hebben gegeten.

Reacties