Een vervlogen tijd


 

Mijn geschiedenisleraar vertelde (in de jaren 90) eens over de tijd voor de Eerste Wereldoorlog: ‘Jullie grootouders zijn opgegroeid in zo’n andere tijd dan waarin wij nu leven. Daar kunnen jullie je geen voorstelling van maken; Allerlei dingen in huis die wij nu volstrekt normaal vinden, waren er niet’. Mijn opa is in 1907 geboren in Baflo. Toch heb ik het met mijn grootouders nooit over die tijd gehad. Wel over de Tweede Wereldoorlog, die was ook veel prominenter aanwezig in de geschiedenislessen. Inmiddels is er geen brug meer naar het begin van de vorige eeuw. Niemand om erover te bevragen.

Toch leek het of ik laatst even onder de sluier van het verleden kon kijken in het boek ‘Koos’, geschreven door Benjamin Broekema een leeftijd- en streekgenoot van mijn opa. Broekema woonde in Warffum, een dorp verderop, en schreef over zijn jeugd op het Groningse platteland. Ik had nog nooit een Gronings boek gelezen en was totaal verrast door de schoonheid ervan. Allerlei dagelijkse anekdotes over het schoolleven, op 10-jarige leeftijd van school om het broodnodige geld te verdienen; grappig, ontroerend en pijnlijk. ‘Koos’ is opnieuw uitgegeven nadat Pauline Broekema een boek schreef over de schrijver van dit boek en het leven uit die tijd (Benjamin, een verborgen dood). Met beide boeken had ik het gevoel dicht bij de jeugd van mijn opa te komen. Hoe verhalen over de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog het noorden van Groningen bereikten, de vluchtelingen die kwamen en de dreiging van de Tweede Wereldoorlog. Toch vermoed ik dat beide mannen op zekere hoogte ook in verschillende werelden leefden. Maar was dat wel zo?

Zou mijn opa deze Broekema gekend hebben? Broekema was een bekende Groninger. Hij schreef columns in het socialistisch dagblad. Geen krant die bij mijn voorouders op tafel lag denk ik maar toch. Ook schreef hij veel toneelstukken. Toneel was vermoedelijk in opa’s kringen niet aan de orde. In het boek van Pauline Broekema is te lezen dat de mensen 1 dag per jaar vrij hadden voor de kermis. Het hele dorp, rijk en arm, liep uit om daar los te gaan. Iedereen behalve de ‘fijnen’. Deze 'fijnen’ worden niet nader omschreven maar ik vermoed dat mijn opa ertoe gerekend werd. Het grappige is dat dit dan generaties doorwerkt. Mijn ouders stonden ook niet te springen om met ons naar de kermis te gaan die 1x per jaar ons dorp aandeed. Tegenwoordig is de kermis een van de vele plekken waar je je kunt vermaken. En toch heb ik er niets mee; voel ik een bepaalde aarzeling om erheen te gaan.

De mannen kunnen elkaar goed gekend hebben. Broekema was slager. Hij ging met zijn waren de boer op. Mijn overgrootouders hadden in eerste instantie een groentekwekerij. Ook zij gingen met een groentekar op weg om hun waren te verkopen. Ze legden daarbij indrukwekkende afstanden af op fietsen die niet bepaald van carbon of aluminium gemaakt waren. Misschien kwamen ze elkaar wel tegen onderweg, elk met hun eigen koopwaar. Je komt er niet achter. Er waren vast raakvlakken. Het waren ook twee werelden. Twee mannen, verbonden met hun geboortegrond, zonder wens om die te verlaten. Mijn opa is op 92-jarige leeftijd overleden. Hij heeft kleinkinderen gekregen die hem konden bevragen over de Tweede Wereldoorlog. Broekema kreeg die kans niet en werd als Joodse inwoner gedeporteerd naar Auschwitz.

Reacties

  1. Mooi beschreven. Ik ben ook gefascineerd door het leven van voorouders.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Dankje Margreet! Ik vond jouw blog over Schiedam ook heel boeiend om te lezen.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten