Dovemansoren


Jo fietst voor ons uit in het zonnige ochtendlicht. Zijn wit blonde kuif waait in de wind. Staande op de trappers, steekt zijn rode jack fel af tegen het groen. De blauwe rugtas past er perfect bij. Een donkerblauwe korte broek en azuurblauwe sneakers maken het plaatje voor mij compleet. Op zo’n moment wou ik dat ik kon schilderen. Het lijkt me heerlijk om de gouden septemberglans in zijn haren vast te kunnen leggen, de rode jas fel te arceren tegen de blauwe lucht. ’s Ochtends fietst Mae meestal naast me en is er tijd om even te kletsen onderweg. ’s Middags heeft ze minder praatjes en fietst ze liever achter ons om even bij te komen. 

Niet dat Jo ’s ochtends geen gespreksstof heeft maar ’s middags heeft hij natuurlijk van alles beleefd, zeker als ze net op schoolreis zijn geweest. ‘Ik zat in de auto naast Roy! Ik ben zo blij dat ik zijn vriend ben, want als je niet zijn vriend bent dan schopt hij je. En mij schopt hij niet want ik ben zijn vriend’. Hij vertelt blijmoedig dat Roy in de auto telkens de lamp aandeed. ‘Dat mocht niet van de moeder die reed, want dat kost extra benzine. Dus deed ik de lamp weer uit. Toen deed hij de lamp weer aan. En ik deed hem weer uit. Dus tja, zo ging dat. Daarna ging hij Etienne schoppen’. Op dat moment barst ik in lachen uit. Misschien uit opluchting dat ik niet de moeder was die reed. 

Het jongetje heeft namelijk ook wel eens bij mij in de auto gezeten en besloot toen het raam open te doen. Gealarmeerd vroeg ik of hij dat raam weer dicht wilde doen. Dat duurde eindeloos, maar toen het raam dan dicht was, liet hij hem gewoon weer naar beneden zakken, en hop omhoog en weer naar beneden. Ik kon er met mijn verstand niet bij. Ik ben gewend dat er gewoon geluisterd wordt. Nou ok, dat is niet helemaal waar. Het gebeurt vaak genoeg dat als ik vraag om de schoenen aan te trekken zodat we weg kunnen, er helemaal niets gebeurt. Als ik terugkom is het stilleven ongewijzigd; Twee grote stripboeken op de bank, benen eronderuit en verder geen leven te bekennen. Pas als ik hardop concludeer dat ík eigenlijk ook nergens naar toe hoef. Ik heb geen zwemles’, is er ineens sprake van een enorme haast. 

Wat ik bedoel is dat als ik een bepaald alarm in mijn stem leg, er in het algemeen vrij vlot geluisterd wordt. En als er dan nul reactie komt, is dat heel raar. Ben ik nou gek? Uiteindelijk deed het jochie het raam dicht om doodleuk te vragen: ‘Waarom moet dat raam eigenlijk dicht?’ Geef mij maar een fietstocht in het ochtendlicht. Dan kan ik er weer even tegen.

Reacties